Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid geeft een kind een gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfvertrouwen en geeft toegang tot deelname aan activiteiten in de samenleving.

Als een kind iets kan en daar waardering voor krijgt, krijgt het kind meer zelfvertrouwen en een waardevoller beeld van zichzelf. Hoe meer succesvolle ervaringen het kind krijgt, hoe leergieriger het kind wordt en hoe leuker hij het vindt om nieuw gedrag te imiteren en eigen te maken.

Bij ‘De Groene Helden’ vinden we dat elk kind recht heeft op het zoveel en zo ver mogelijk ontwikkelen van zijn talenten en besteed hier dan ook veel aandacht aan.

Bij zelfredzaamheid kan gedacht worden aan jezelf leren aan- en uitkleden, ritsen, knopen en veters hanteren, jezelf leren verzorgen, zelf leren eten en drinken, je goed leren bewegen, leren knutselen/handvaardigheid verbeteren, het leren begrijpen van verzoeken en het zindelijk worden.

Zelfredzaamheid op kinderopvang

Vrijheid, verantwoordelijkheid en zelfvertrouwen

Zelfredzaamheid geeft een gevoel van vrijheid, zowel voor kinderen als voor ouders/verzorgers. Hoe eerder en meer een kind zelf kan doen hoe meer tijd erover blijft om andere (leuke) dingen te doen (Bisschop & Compernolle, 2010).

Daarnaast geeft zelfredzaamheid een kind een gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfvertrouwen en toegang tot deelname aan activiteiten in de samenleving (Cicero & Pfadt, 2002).

Leren van gedrag

Een kind leert gedurende zijn leven allerlei dingen; lopen, aankleden, lezen etc. Een kind leert van zijn omgeving, ofwel zijn gedrag is aangeleerd.

Bekwaamheid, de vaardigheid om te leren, en intelligentie daarentegen, zijn aangeboren. Leren is afhankelijk van een aantal factoren, zowel intelligentie en bekwaamheid, maar ook de omgeving en het temperament van het kind hebben invloed in welke mate het kind wil en kan leren.

Het ene kind is meer bekwaam en/of intelligenter, en dus sneller met het leren van gedrag dan het andere kind. Maar ook de omgeving heeft invloed op het leren van gedrag van het kind; de omgeving kan stimulerend, maar ook remmend werken.

Het kan hier gaan om reacties van volwassenen op het gedrag van kinderen, maar ook op het aanbieden van nieuwe stimuli om nieuw gedrag te verwerven. Als laatste, het temperament van het kind, speelt ook een belangrijke rol in het leren van gedrag.

Een kind kan open, nieuwsgierig, onderzoekend zijn. Een kind kan ook meer met zijn eigen gedachten en gevoelens bezig zijn en minder op de buitenwereld gericht zijn. In het eerste geval zal er makkelijker en sneller nieuw gedrag aangeleerd worden dan in het tweede geval (Bisschop & Compernolle, 2010).

Aanmoedigen van gewenst gedrag

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat gewenst gedrag moeilijk aangeleerd kan worden zonder enige aanmoediging of beloning.

Ook is duidelijk geworden dat het geven van straf ongewenst gedrag juist stimuleert in plaats van remt. Het aanmoedigen draagt bij tot een plezierige en positieve sfeer, het aanleren van nieuw gedrag wordt hierin vaak ervaren als spel.

Door (vooral sociale) aanmoedigingen krijgt het kind meer zelfvertrouwen, zal het zich sneller leren te behelpen en wordt het gestimuleerd in zijn creativiteit en bereidheid tot het nemen van initiatief (Bisschop & Compernolle, 2010).

Vooral bij heel jonge kinderen is het belangrijk dat de aanmoediging direct (binnen een seconde) na het gedrag in kwestie gegeven wordt. Pas wanneer een kind bepaald gedrag goed beheerst, kan de aanmoediging afgezwakt worden (Bisschop & Compernolle, 2010).