Ontwikkeling kan gedefinieerd worden als een blijvende verandering. Er bestaan verschillende theorieën en gezichtspunten over de ontwikkeling van het kind. Gesell (1880-1961) zegt met zijn rijpingstheorie dat door middel van rijping nieuwe gedragspatronen mogelijk gemaakt worden. Ofwel kinderen ontwikkelen zich volgens een vast tijdschema zonder dat de opvoeder daar veel invloed op uit kan oefenen. Watson (1878-1950) heeft het daarentegen over behaviorisme en veronderstelt dat het kind als een onbeschreven blad ter wereld komt. Hoe en in welk tempo het kind zich ontwikkeld hangt alleen af van de ervaringen die het kind opdoet, leeftijd speelt hierbij geen rol. Bandura (1925-heden) concludeerde dat kinderen vooral leren door imitatie. De interactietheorie van Piaget (1896-1980) bestudeert hoe kinderen kennis en begrip verwerven. Piaget stelt dat kinderen zelf actief zijn in hun ontwikkeling. Dit gebeurt door middel van het (gedeeltelijk) aanpassen van het beeld dat een kind heeft van de werkelijkheid. Telkens als het kind zijn beeld aanpast, komt het weer een stukje verder in zijn ontwikkeling. Ontwikkeling is de oorzaak van zowel rijping als ervaring, vindt hij. Deze theorieën tezamen hebben de basis gelegd voor de huidige pedagogische zienswijzen.